In deze serie blogs staan we stil bij de redenen om het paard doormiddel van nageeflijkheid te helpen een beter lichaamsgebruik te vinden.
Er wordt veel onderzoek gedaan naar het effect van hoofdposities op het lichaam van het paard. In deze onderzoeken gaat het echter steeds over een hoofdpositie die doormiddel van teugels aan het paard wordt gevraagd. In deze onderzoeken wordt vaak een afgedwongen hoofd-hals positie vergeleken met de neutrale beweging van het paard. In de resultaten wordt de afgedwongen positie beoordeeld, niet de neutrale positie. Uit het onderzoek van Tiggelman (2010) komt naar voren dat paarden in de neutrale positie, significant minder stress ervaren dan in iedere andere afgedwongen positie. De fysieke effecten van de neutrale positie, worden nergens omschreven. We kunnen wel kijken naar hoe het paard zich van nature beweegt en hoe de aanwezigheid van de ruiter hier invloed op zal hebben. Een paard loopt van nature, zonder ruiter, met meer dan de helft van zijn lichaamsgewicht op zijn voorbenen. Als je alleen al bedenkt dat de hals en het hoofd van het paard voor de voorbenen uitsteken, dan is het vrij gemakkelijk te bedenken hoe dit komt. Wanneer we het gewicht van de ruiter toevoegen, gebeurt dit ook nog eens vlakbij de voorbenen (Buchner, Obermüller, & Scheidl, 2000). Al met al, slaat de balans al gauw uit naar veel gewicht op de voorbenen (zie zijaanzicht skelet). Als we dan verder kijken naar de bouw van het paard, is het belangrijk om te bedenken dat de schouderbladen van het paard, niet met een bot verbonden zijn aan de rest van het lichaam (zie vooraanzicht skelet). Dit betekent dat de voorbenen van het paard, enkel door spieren, pezen en banden aan de rest van het lichaam verbonden zijn. De meerderheid van het gewicht wordt daarmee niet gedragen door het skelet, maar door weke delen.
Daarbij komt dat de ruggenwervel van het paard inzakt wanneer we erop gaan zitten. Dit is simpelweg de werking van de zwaartekracht op een flexibele verbinding. De ruggenwervels onder de ruiter hebben doornachtige uitsteeksel, de spinaaluitsteekels. Wanneer de rug van het paard hol trekt, komen deze uitsteeksels dichter naar elkaar toe. In sommige gevallen kunnen de uitsteeksels elkaar raken wat een zeer pijnlijke aandoening tot gevolg heeft: kissing spines. Maar ook wanneer het niet zo ver komt, loopt een paard met een rug die hol trekt, onder belasting van ruitergewicht, uiteindelijk schade op. Hoe hoger het hoofd van het paard is, hoe holler de rug trekt. Maar andersom geldt ook, hoe holler de rug van het paard, hoe meer hij met zijn hoofd omhoog loopt (Rhodin, Johnston, & Wennerstand, 2010).
Al met al, blijkt dat het paard gemakkelijk fysiek beschadigd zou raken op het moment dat we er op gaan rijden. Om het paard te beschermen tegen deze schade, kunnen we het paard helpen zijn lichaam op zo’n manier te gebruiken dat hij geen schade ondervindt en zijn lijf zelfs optimaal gaat ontwikkelen. Daarmee komen we tot het nut en belang van het nageeflijk rijden. Op weg naar een fijne aanleuning en een goed lichaamsgebruik zijn er echter nog wel wat hobbels in de weg.
Comments